Esther 4:11

SVAlle knechten des konings, en het volk, der landschappen des konings, weten wel dat al wie tot den koning ingaat, in het binnenste voorhof, die niet geroepen is, hij zij man of vrouw, zijn enig vonnis zij, dat men [hem] dode, tenzij dat de koning den gouden scepter hem toereike, opdat hij levend blijve; ik nu ben deze dertig dagen niet geroepen om tot den koning in te komen.
WLCכָּל־עַבְדֵ֣י הַמֶּ֡לֶךְ וְעַם־מְדִינֹ֨ות הַמֶּ֜לֶךְ יֹֽודְעִ֗ים אֲשֶׁ֣ר כָּל־אִ֣ישׁ וְאִשָּׁ֡ה אֲשֶׁ֣ר יָבֹֽוא־אֶל־הַמֶּלֶךְ֩ אֶל־הֶחָצֵ֨ר הַפְּנִימִ֜ית אֲשֶׁ֣ר לֹֽא־יִקָּרֵ֗א אַחַ֤ת דָּתֹו֙ לְהָמִ֔ית לְ֠בַד מֵאֲשֶׁ֨ר יֹֽושִׁיט־לֹ֥ו הַמֶּ֛לֶךְ אֶת־שַׁרְבִ֥יט הַזָּהָ֖ב וְחָיָ֑ה וַאֲנִ֗י לֹ֤א נִקְרֵ֙אתִי֙ לָבֹ֣וא אֶל־הַמֶּ֔לֶךְ זֶ֖ה שְׁלֹושִׁ֥ים יֹֽום׃
Trans.kāl-‘aḇəḏê hammeleḵə wə‘am-məḏînwōṯ hammeleḵə ywōḏə‘îm ’ăšer kāl-’îš wə’iššâ ’ăšer yāḇwō’-’el-hammeleḵə ’el-heḥāṣēr hapənîmîṯ ’ăšer lō’-yiqqārē’ ’aḥaṯ dāṯwō ləhāmîṯ ləḇaḏ mē’ăšer ywōšîṭ-lwō hammeleḵə ’eṯ-šarəḇîṭ hazzâāḇ wəḥāyâ wa’ănî lō’ niqərē’ṯî lāḇwō’ ’el-hammeleḵə zeh šəlwōšîm ywōm:

Algemeen

Zie ook: Gebaren (maken), Goud
Esther 5:1

Aantekeningen

Alle knechten des konings, en het volk, der landschappen des konings, weten wel dat al wie tot den koning ingaat, in het binnenste voorhof, die niet geroepen is, hij zij man of vrouw, zijn enig vonnis zij, dat men [hem] dode, tenzij dat de koning den gouden scepter hem toereike, opdat hij levend blijve; ik nu ben deze dertig dagen niet geroepen om tot den koning in te komen.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

כָּל־

Alle

עַבְדֵ֣י

knechten

הַ

-

מֶּ֡לֶךְ

des konings

וְ

-

עַם־

en het volk

מְדִינ֨וֹת

der landschappen

הַ

-

מֶּ֜לֶךְ

des konings

יֽוֹדְעִ֗ים

weten

אֲשֶׁ֣ר

wel dat

כָּל־

al

אִ֣ישׁ

hij zij man

וְ

-

אִשָּׁ֡ה

of vrouw

אֲשֶׁ֣ר

die

יָבֽוֹא־

ingaat

אֶל־

wie tot

הַ

-

מֶּלֶךְ֩

den koning

אֶל־

in

הֶ

-

חָצֵ֨ר

voorhof

הַ

-

פְּנִימִ֜ית

het binnenste

אֲשֶׁ֣ר

-

לֹֽא־

niet

יִקָּרֵ֗א

geroepen is

אַחַ֤ת

zijn enig

דָּתוֹ֙

vonnis

לְ

-

הָמִ֔ית

zij, dat men dode

לְ֠

-

בַד

tenzij

מֵ

-

אֲשֶׁ֨ר

-

יֽוֹשִׁיט־

hem toereike

ל֥

-

וֹ

-

הַ

-

מֶּ֛לֶךְ

de koning

אֶת־

-

שַׁרְבִ֥יט

scepter

הַ

-

זָּהָ֖ב

den gouden

וְ

-

חָיָ֑ה

opdat hij levend blijve

וַ

-

אֲנִ֗י

ik

לֹ֤א

niet

נִקְרֵ֙אתי֙

geroepen

לָ

-

ב֣וֹא

in te komen

אֶל־

om tot

הַ

-

מֶּ֔לֶךְ

den koning

זֶ֖ה

nu ben deze

שְׁלוֹשִׁ֥ים

dertig

יֽוֹם

dagen


Alle knechten des konings, en het volk, der landschappen des konings, weten wel dat al wie tot den koning ingaat, in het binnenste voorhof, die niet geroepen is, hij zij man of vrouw, zijn enig vonnis zij, dat men [hem] dode, tenzij dat de koning den gouden scepter hem toereike, opdat hij levend blijve; ik nu ben deze dertig dagen niet geroepen om tot den koning in te komen.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!